maandag 29 februari 2016

Luyckx


Naarmate je ouder wordt, komen onwrikbare zekerheden meer en meer op losse schroeven te staan. Van mijn eerste reis naar Polen herinner ik me dat ik verrast was omdat er bomen groeiden, bloemen langs de weg stonden en de huizen bont geschilderd waren. In mijn verbeelding speelde het hele leven in het Oostblok zich af in zwart-wit. Kleuren had ik me er niet bij voorgesteld.

Natuurlijk werd dat vooroordeel vooral bepaald door televisie en films. De beelden die ons van Oost-Europa werden voorgeschoteld, waren zonder uitzondering grauw en duister. De vervallen straten en lugubere prefab-flats (Slotermeer, iemand?) werden over de volle breedte van het scherm uitgesmeerd. Opvallend is ook dat de beelden zonder uitzondering in een urbane setting waren geschoten: een platteland van golvend graan en blozende boerinnen leek alleen in Sovjet-propaganda te bestaan.

Natuurlijk waren (en zijn) er in Oost-Europa voldoende grauwe, vervallen straten te vinden (in Glasgow en Detroit heb je die niet), maar zelfs in de donkerste Brezjnev-jaren was het er niet het monochrome maanlandschap dat we op de buis te zien kregen. De voor de hand liggende conclusie is dat ook aan onze kant van propaganda sprake was.

Een van de grote kampioenen van dit soort hersenspoeling was onze economieleraar, dhr. Luyckx. Hij was een uilskuiken zonder weerga, van lesgeven had hij geen kaas gegeten. Daarom besteedde hij een groot deel van zijn tijd aan zeiken tegen leerlingen (en collega’s) met progressieve opvattingen.

Hij was een keertje, jaren geleden, in de DDR geweest. Met zichtbaar genoegen vertelde hij zijn spookverhalen over lange rijen gedesillusioneerde huisvrouwen voor winkels met halflege schappen, waarin enkel inferieure producten lagen. Boven die rijen hingen onveranderlijk grote rode spandoeken met propagandaleuzen.

Vanwege zijn persoonlijke voorkeuren was hij zeer bevreesd voor een communistische inval. ‘Ooooo! Als de Russen kooooomen’, oreerde Luyckx, ‘dan zetten ze mij als eeeeerste tegen de muuuuur!’ Blijkbaar besefte hij niet dat hij ons met die belofte recht in de armen van de marxistische heilsleer dreef.

Zou hij nog leven, onze Luyckx? Dertig jaar na zijn stichtende betogen moet ik soms aan hem denken. Vooral wanneer ik zie hoeveel van zijn socialistische nachtmerrie inmiddels alledaagse praktijk is geworden. Niet in Irkoetsk of Bratislava, maar gewoon in Bos en Lommer.

Halflege schappen, inferieure producten, rode spandoeken met wervende leuzen: ze zijn er allemaal. Toch moeten we de directie van Dirk van den Broek nageven dat het een gouden idee was om de lange rijen gedesillusioneerde huisvrouwen te overdekken, en hun dystopische winkelervaring een ‘supermarkt’ te noemen. Dergelijke vooruitgang moeten we zonder meer op het conto van het kapitalisme schrijven.

In een vlaag van Ostalgische nieuwsgierigheid ben ik laatst weer eens bij Dirk wezen kijken. Stiekem hoopte ik er een pot Spreewaldgurken te vinden. Of Bautzener Senf. Of Kofola. Maar Luyckx heeft gelijk gekregen: het was allemaal niet te krijgen.

Geen opmerkingen: