woensdag 6 april 2016

Excuuspoëzie


Aan de overkant ligt, nijver walmend, het fonkelnieuwe industriegebied. Aan deze kant van de rivier leggen grommende bulldozers de laatste hand aan het stuk 'nieuwe natuur', dat ter compensatie van de onherstelbare schade is aangelegd. Tevreden overziet de projectleider zijn werk. De highlandkoetjes grazen, de eerste wilgen zijn geplant en de gedeputeerde die de feestelijke opening zal verrichten heeft een roerende toespraak beloofd. In het versgegraven meertje is zelfs al een fuut gesignaleerd. En toch, toch knaagt er iets, toch is er iets dat hij vergeten is, al kan hij er de vinger niet op leggen. 's Nachts schiet hij met een ruk wakker. Ineens weet hij wat er aan zijn natuurgebied ontbreekt: er is nog geen gedicht!

Net als ik leest of schrijft u graag een gedicht. Anders zou u deze website niet bezoeken. En omdat de poëzie ons na aan het hart ligt, doen we er alles aan om haar te bevorderen en te behouden. Maar laten we eerlijk zijn: de afgelopen jaren is er een buitenissige wildgroei ontstaan van poëzie in de openbare ruimte. Het begon met de muurgedichten in Leiden. Een mooi initiatief. Is het niet aardig om tussen de patat- en dieselmeur van de Breestraat omhoog te kijken en een gedicht van, pakweg, Neruda te lezen? (Voor de broodnodige ondertiteling is er goddank een website.)

Het kon niet uitblijven dat het idee ook elders aan zou slaan, en zo zijn er tegenwoordig muurgedichten in plaatsen als Haarlem, Den Bosch en Nunspeet. Maar het gaat verder: je kunt onderhand geen wandeling of fietstocht meer maken buiten de bebouwde kom, zonder dat je ook daar met gedichten wordt bestookt. Kademuren, gemalen, tunneltjes en transformatorhuisjes: overal word je om de oren geslagen met goedbedoelde poëzie.

Waar geen muur is worden de gedichten aangebracht op een paneel van plexiglas, of met snijbranders uit een stuk roestig plaatijzer gezaagd. Vooral in natuurgebieden neemt het gênante vormen aan. In hun educatiedrang nemen de beheerders geen genoegen meer met informatieborden over het broedgedrag van de kwak, inmiddels werpen ze zich ook op als ons literair geweten. Zodoende wordt elke rivierdijk, ieder moeras, elke veenweide voorzien van een gedicht. Het is een dwangneurose.

Vaak betreft het een hoogdravend poëem van de lokale verzensmid. (Dat de dichter hiervoor op z'n hoogst een bos bloemen ontvangt spreekt voor zich: gedichten zijn per definitie gratis. De échte kluiten zijn inmiddels overgemaakt aan een beeldend kunstenaar, voor de bronzen sculptuur van altijd weer dezelfde polderwerker, of een abstracte installatie die zachtjes klingelt in de wind.) Het is ook niet ongebruikelijk dat er een min of meer toepasselijk gedicht van Herman Gorter, Hans Andreus of Ida Gerhardt tegenaan wordt gekwakt.

Die gedichten moeten voldoen aan een aantal strikte voorwaarden. Ten eerste moet sprake zijn van wind en wolken. Als er een waterpartij is worden de wolken geacht zich daarin te spiegelen. Er moeten bomen zijn, of op z'n minst rietkragen, die kunnen ruisen of wuiven, liefst met hun pluimen. Natuurlijk is ook aan de fauna gedacht: bij voorkeur vogels, die een gevoel van ruimte en vrijheid moeten vertegenwoordigen. Merk op dat die vogels altijd zwanen zijn, nooit eenden.

Maar moeten we niet blij zijn? Zie je dan liever reclameborden? Is het niet juist geweldig dat poëzie op zo'n positieve en grootschalige wijze onder de aandacht wordt gebracht? Nee. De versjespest die onze buitengebieden teistert, leidt tot een gevaarlijke inflatie van de poëzie. Van de natuurbeheerders die de gedichten plaatsen (en de recreanten die ze lezen) zijn er maar bar weinig die af en toe een bundel openslaan, laat staan dat ze er een zouden kopen. Het is het literaire equivalent van 'nieuwe natuur': een halfhartig goedmakertje, een schrale compensatie voor het pathetische, vrijblijvende en demotiverende poëzieonderwijs op de scholen, voor het volkomen gebrek aan belangstelling dat ze in hun dagelijks leven tonen voor dichters en hun werk.

Het heeft iets streberigs: niet alleen worden we geacht om er zoiets als een 'natuurbeleving' op na te houden, we moeten daarbij ook precies het juiste gedicht lezen, om vervolgens met een plechtig gezicht te kunnen vaststellen dat de pluimen inderdaad wuivend ruisen en dat, kortom, alles naar behoren verloopt. Dat soort sturing is nergens voor nodig. Het is arrogant en opdringerig. Donder op met je perspex panelen. Bespaar ons je lyriek. Dat die wolken zich spiegelen zien we zelf ook wel. Of misschien zien we iets heel anders, zullen we dat zelf nog eens weten? Steek dat belerende vingertje in je reet en laat de mensen ongestoord van de natuur genieten. Dan maken we er zelf wel poëzie van.

En laat goddomme ook die muren een keer met rust. Soms zegt een baksteen meer dan duizend gedichten.



(Verschenen als column op Pomgedichten, maandag 4 april.)