Gestrand op de vierde plek bij de Meander Dichtersprijs 2017. Jammer maar helaas. Toch een bossie erg fijne commentaren gehad van de juryleden. Of ik ze mag delen weet ik eigenlijk niet, maar ik doe het gewoon omdat ik het niet laten kan.
Steekt er met kop en schouders bovenuit. Werkt als een van de weinigen bewust, maar ook spaarzaam, met assonantie en ook twee keer mooi met intertekstualiteit.
De drie gedichten hebben een zelfde wrange thematiek, die ook doet denken aan de nieuwste bundel van Alexis de Roode.
*
Ritmisch sterk. Mooi, maar onnadrukkelijk rijm. Én het 'gaat' ergens over (inclusief een vleugje mysterie).
*
Er zijn dichters die je al lang lijkt te kennen als je hen voor het eerst leest. Martin Wijtgaard is een van hen. Met een eigen geluid plaatst hij zich in een traditie die manifest was in de zwarte romantiek, maar die nooit is verdwenen. Zijn mensbeeld zou je kunnen samenvatten met de bekende uitspraak: ‘De mens is de mens een wolf’. Ook formeel past hij in een traditie: de strofebouw doet klassiek aan en zijn heldere, schijnbaar eenvoudige taalgebruik doet denken aan dat van Nijhoff. Hij gebruikt poëtische middelen als alliteraties, binnenrijm en ritme op een onopvallende, maar goed doordachte manier. ‘Poëzie is om te horen, ook als je haar stil leest’, zei Piet Gerbrandy in een interview. Bij Wijtgaard is dat zeker zo.
*
Knap hoe de dichter in een stevig en goed bij het onderwerp aansluitend idioom universele thema's verwoordt. Hij heeft een eigen stem, waarin de ironische ondertoon me bevalt.
*
Een zeer krachtige toon loopt door de drie gedichten en wordt volgehouden. Ritme en klank stuwen de regels vooruit, de beelden zijn scherp.
*
Veel onsamenhangende poëzie dit jaar, hermetische opsomming na opsomming, er worden veel mooie regels geschreven, gestileerde poëzie volgens de regels van het nieuwe "creatieve schrijven"
Maar ik mis in vrijwel alle gedichten een kern, een verhaal. Je kunt wel veel mooie regels maken en die achter elkaar plakken, maar wat zeg je nou eigenlijk? Als niemand je snapt weet je niks te delen.
Eigenlijk zijn er maar twee dichters die dat stramien ontspringen, die het lef hebben in gewoon toegankelijk Nederlands te schrijven, met een kop, een midden en een staart in de gedichten, en dan nog sterke poëzie afleveren. Geen aangeleerde poëzie maar geleefde poëzie. Van die 2 is Martin Wijtgaard mijns inziens de beste.
(De andere is Marjon Zomer.)
*
Weet een heldere lijn te combineren met een herleesbare inhoud. Verbindt gedachte en vorm op een muzikale en zinnige manier.
*
Een sterk parlando dat in een krachtig ritme de lezer langs toegankelijke beelden voert. Tegelijkertijd beklemmend, mysterieus, goed gelaagd en nieuwsgierigmakend ook vanwege de duisterheid van het 'verhaal'. Wars van quasidiepzinnigheid, geen gedreven of overdreven poëtisch taalgebruik. Gedichten die je wil herlezen en herkauwen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten