I
Berekenend als een ontaarde moeder
zette ze haar fuiken in de stroom:
ze schilderde een laconieke toekomst,
ik sloot er de hypotheek op af.
Ze zoogde me in tochtige portieken,
schonk me clandestiene vergezichten,
vroeg op de meest gênante ogenblikken
de rente van nooit teruggevonden jaren.
Ze kan of wil nog altijd niet vertellen
van wie m'n scheve linkerhanden zijn,
de zwakke knieën en de kromme rug.
De lijnen rond mijn ogen zijn de hare.
II
Nijdige teef, jaloerse helleveeg,
lamp voor de voet van deurwaarders en slijters,
vehikel voor de eindeloze stront
met vrouwen die ik niet heb kunnen dragen.
Onder de sluier van de ochtendmist
drukt ze soms halve dagen achterover,
maar plant nog elke avond haar attenties
als een hoerenlaars tussen de deur.
Ze turft de achterstallige termijnen:
de rekening mag blijven openstaan
totdat we eindelijk de bodem vinden
waartegen ze haar ei kapot kan slaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten