woensdag 22 april 2015

Ik ween bij flessen

Ik ween bij flessen, 's morgens aangesproken
En vóór de muddag kan ik niet meer staan,
Ik ween om glazen die ik heb gebroken
Voordat ik ze kon achteroverslaan.

Gij kwaamt, en met uw machtig reukorgaan
Heeft gij mijn forse kegel gauw geroken.
Ik zat te tollen als een torenhaan,
In de eeuwge nevel van de drank gedoken.

En als de kater in de stille nacht
Op ééns ontwaakt, terwijl de nadorst loeit
En alles in mijn hersens giert en fluit,
Neem ik een kloeke borrel tot besluit,
Ik ben weer dronken, de jenever vloeit
En houdt een arme dichter in zijn macht.

Geen opmerkingen: