Spertijd in Café Impérial,
de kelner sluit de deur, de laatste gasten
zetten hun kraag op in de oostenwind
die door half opgegeten döners raast.
Zondag is bijltjesdag, de stad heeft haast,
we nemen vast een aanloop voor de val:
de gloed van smeulende bibliotheken
werpt in de maanloze, ongure nacht
een vertrouwde schaduw op het Heldenplein,
waar honderdvijftigduizend armen wachten
op een Sobieski in een maatkostuum,
een zijden das voor Zwarte Moestafa.
Pak je koffer voor de razzia,
verbrand je paspoort en vervals je bloed,
noteer alles wat je vergeten moet,
negeer de ongemakkelijke vragen.
Mijd de open ramen en verdwijn
over steriele, schoongeveegde straten
de warmte van de ondergrondse in
om voor het ooit weer licht wordt thuis te zijn.